De speelgoed invasie

Zoon 2 is deze week jarig.  Al maanden worden het aantal weken geteld tot 18 augustus, bij elke verjaardag in de familie- of vriendenkring werd er berekend hoeveel jarigen er nog voor hem waren en de oudste broer pestte hem meedogenloos met het feit dat hij toch al 7 is sinds april en dus eventjes 2 hele jaren ouder.  Het is overduidelijk, onze 5-jarige kan niet wachten tot hij 6 is.  En nu is het bijna zover.  De aftelkalender op de koelkast wordt elke dag grondig bestudeerd, er is toch ’s nachts geen vakje bijgekomen?  De uitnodigingen voor het feestje zijn rondgedeeld, het thema gekozen (Jurassic World rules!) en het springkasteel besteld.  We zijn er helemaal klaar voor… Of misschien toch niet.  Ik moet dringend plaats maken voor de invasie van speelgoed die deze week cadeau-gewijs ons huis binnen zal stormen.

Met 3 zonen jonger dan 7 jaar barst ons huis bijna uit zijn voegen door een verzameling autootjes, gezelschapsspelletjes en Transformers.  Wat begonnen is met één rieten mand met een paar rammelaars, een speeldeken en twee pastelblauwe knuffels heeft zich exponentieel uitgebreid tot een kastenwand in de woonkamer, 3 grote bakken onder de hoogslaper, een ingemaakte kast die het thuis is van zo’n 70 knuffels groot en klein, een speeltentje dat een heel dorp Little People herbergt en een bureau waar één boekenkast vol staat met spelletjes voor de spelconsole.  De kasten in de kinderkamers zijn een stelplaats van half afgewerkte Lego-constructies, petieterige Playmobil frutsels en de occasionele half afgesabbelde dino-koek.  Je kan geen schuif opentrekken of er dwarrelen meerdere voetbal-, dieren- of Pokémon kaartjes uit.  De gemiddelde Bart Smit heeft een kleiner assortiment dan mijn 3 kinderen.  En dan mogen we nog van geluk spreken dat Frozen geen hit is in ons mannenhuishouden en dat het volledige meisjessegment gelukkig aan onze voordeur voorbijgaat.

Eens het speelgoed zijn intrede heeft gedaan, is het ook bijna een mission impossible om het, als de uiterste speelbaarheidsdatum vervallen is, terug buiten te krijgen.  De eenarmige Kapitein Amerika en de onthoofde ridder te paard mogen dan vergeten in een speelgoedbak liggen, van zodra de kinderen er lucht van krijgen dat ik van plan ben ze weg te gooien of geven, blijkt die superheld toch écht wel hun allerbeste speelgoedje ooit te zijn.  Een ridder zonder hoofd kan best nog paardrijden, en krijgt die avond een prominente plek op hun nachtkastje.  Zo komt het dat de super de luxe man en ik na de kinderbedtijd met een kartonnen doos rondsluipen om stiekem speelgoed te verzamelen, als 2 anti-sinterklazen.

Ik geef mezelf er natuurlijk de schuld van.  Ik ben diegene die dat speelgoed koopt.  En het is ook gewoon een schoolvoorbeeld van een First World Problem.  Er zijn tenslotte veel ergere dingen op de wereld dan een kind (of 3) dat teveel speelgoed heeft.  Het valt best nog wel mee, toch?  Onze slaapkamer blijft een speelgoedvrije zone, en ook de badkamer heeft nog een volwassen uitstraling (die groene badkikker op de kraan niet meegerekend).  Zolang mijn zoons nog even blij worden van een knuffel van de mama als van echte cadeau’s, kan ik er mee leven.

Maar die onthoofde ridder moet ik nog buiten zien te krijgen. Die spookt hier ergens rond in mijn huis.  Ik krijg er de kriebels van.

Plaats een reactie